(advertenties)
(advertentie)

Als je nagaat dat een complete medicinale kweek van zaad tot oogst, ongeveer drie maanden duurt en een hoop stroom kost, dan kom je al snel tot de conclusie dat het zonde is als je niet elke vierkante centimeter van je kweektent benut. Laten we daarom snel overgaan tot ons 3-stappenplan voor een beter gevulde kweektent.

Als cannabis-schrijvers juichen we iedere nieuw opgezette kweektent toe. Alleen schrikken we soms wel van de hoeveelheid ruimte die sommige mensen onbenut laten. Let dus op als er bij jou ook hele lichtbundels op de grond schijnen, want dan is dit artikel wel aan jou besteed. We gaan het namelijk hebben over het kweekoppervlak, en hoe je dat zo goed mogelijk benut. Zoiets dus:

In deze kweektent gaat geen foton (lichtdeeltje) verloren!

Stap één: richt je kweekruimte beter in

Een mooi kweekoppervlak vol met medicinale cannabis begint bij de inrichting van je kweekruimte, hoe gek het misschien ook klinkt. Wanneer je het hele kweekoppervlak vol gaat kweken, heb je immers ook een kweeklamp (of meerdere) nodig om dat hele oppervlak goed mee te beschijnen. Is de lichtafdruk van je kweeklamp bijvoorbeeld maar 60 bij 60 centimeter en je kweektent 100 bij 100 centimeter, dan zullen de wietplanten aan de randen te weinig licht krijgen (en de hoogte in strekken).

Het is daarom belangrijk om een kweeklamp te gebruiken die het kweekoppervlak van je kweektent of kweekkast goed kan belichten. Het voert te ver om hier alle modellen kweeklampen en hun effectieve lichtafdrukken op te sommen, maar daar kom je zelf ook snel genoeg achter. Betrouwbare fabrikanten verstrekken die informatie op hun websites, en verkopers zouden ook over zulke informatie moeten beschikken.

PAR output kaart van de 400 Watt G-Bars. De lamp belicht het gehele kweekoppervlak van 120 bij 80 centimeter.

Veel leveranciers van kweeklampen maken kaarten van het kweekoppervlak, waarop de lichtsterkte per vakken van 10 vierkante centimeter wordt aangegeven. Hierboven zie je bijvoorbeeld zo’n kaart van de 400 Watt G-Bars; je ziet dat de lamp perfect is voor een oppervlak van 120 bij 80 cm. Niet zo gek in dit geval, want daar is de lamp ook voor ontworpen.
Het is verder belangrijk dat de kweeklamp genoeg vermogen heeft. Een lamp met te weinig vermogen, zorgt ervoor dat internodes te lang worden, omdat de plant het hogerop gaat zoeken (op zoek naar meer licht). Dit heeft voor een deel ook te maken met lichtkleur; over het algemeen houdt blauw licht internodes korter terwijl rood licht juist voor meer strek zorgt.

Om je een idee te geven van een goed en een slecht belicht kweekoppervlak, hebben we wat voorbeelden voor je opgezocht. Kun je zien welk kweekoppervlak goed en welke slecht belicht wordt? Hint: je ziet het ook aan de gezondheid van de planten.

Bio Bertje geeft het goede voorbeeld. Een goed belicht kweekoppervlak, planten uit stekken en een mooie verdeling.

Dit kan wel beter; we kijken omhoog door een onbenut gat in het bladerdek, en de planten zien er ook wat iel uit. Foto: Zaltrona, Shutterstock

De CNNBS G-Kit 150 Watt G-Bars van Dokter Groen. Mooie lichtverdeling en één enkele wietplant (Sneeze) in SCROG.

Hier had wel een wat kleinere kweektent omheen gekund… Foto: Evgeniy pavlovski, Shutterstock

Stap twee: één soort tegelijk (stekken zijn nóg beter)

Als je een kweekruimte hebt met een goed passende kweeklamp die het gehele kweekoppervlak effectief belicht, dan kan het kweken beginnen. Doe dat met het oog op de gelijke hoogte van alle toppen, bij voorkeur met één en dezelfde wietsoort. Als je verschillende soorten door elkaar kweekt, dan is er een grote kans dat de een veel meer strekt dan de ander. Met als gevolg dat je kweeklamp hoger dan nodig moet hangen, en de lager blijvende planten te weinig licht ontvangen.

Kweek daarom bij voorkeur één wietsoort tegelijk. Nóg beter zijn stekken gemaakt van één en dezelfde moederplant, want die zijn genetisch gezien helemáál gelijk aan elkaar. Gebruik voor alle planten natuurlijk ook hetzelfde medium en zet ze in even grote potten.

Verschillende wietsoorten groeien op verschillende hoogtes. Ook de lichtverdeling laat te wensen over. Foto: RobDun, Shutterstock

Nog een voorbeeld van hoe het niet moet: door de hoogste planten moet de kweeklamp veel te hoog en krijgen de lagere ‘dames’ niet genoeg licht. Foto: mikeledray, Shutterstock

Stap drie: sog of scrog (of niet)

Bij stap drie aanbeland, dan ben je eigenlijk al halverwege een mooie volle kweekruimte. Je kunt nu kiezen hoe je je kweekoppervlak gaat vullen: met een Sea Of Green (SOG) of met een SCreen Of Green (SCROG). Oftewel: zet je je kweekhok vol met veel kleine wietplantjes, of kies je voor één of enkele planten die je met behulp van training mooi breed laat worden? In het eerste geval (een SOG dus) ben je zeker beter af met stekjes dan zaadplanten. Een SOG scheelt je ook veel tijd, want aangezien je planten niet echt veel hoeven te groeien kun je lekker snel over naar 12/12 voor de bloeifase.

Een Sea Of Green (SOG). Met veel planten is je kweekoppervlak snel gevuld.

In het geval van een scrog kun je natuurlijk gewoon wietplanten uit zaad kweken, al zouden we je nog steeds niet aanraden om meer dan één soort tegelijk te kweken. De grootste uitdaging van een scrog, is niet het vlechten van de takken door het scrogrek, of het dieven van de lager groeiende takken.
Nee, het moeilijkste van een goede scrog is het kiezen van het juiste moment om naar de bloei over te schakelen. Het is de kunst om het zo uit te kienen dat je wietplant(en) na de strekkende periode precies het kweekoppervlak vullen. Hiervoor moet je een goed idee hebben van de groeisnelheid en kunnen inschatten hoe lang je planten nog zullen doorgroeien voor de bloei begint.

Met behulp van een rek of net (SCROG) kun je dat kweekoppervlak ook met één wietplant vullen. Foto: Think Different, Dutch Passion

Tenslotte hoef je natuurlijk echt niet per se te soggen of te scroggen om je kweekruimte vol te kweken. Met slechts een paar wietplanten naast elkaar gaat het ook. Kies dan bij voorkeur wel een aantal planten die je mooi kunt verdelen over het kweekoppervlak. Vier planten bijvoorbeeld passen prima twee aan twee in een vierkante kweektent, net als negen planten (drie rijen van drie). Met vijf potten kom je dan net niet lekker uit, want waar laat je die vijfde plant? Zes potten passen weer mooi in twee rijen van drie op een rechthoekig kweekoppervlak. Verdeel de oppervlakte over het aantal planten, en zorg ervoor dat iedere plant zijn deel vult. Hou rekening met de strekkende fase, en vul iedere centimeter met toppen.

Vier planten zijn mooi over een vierkant kweekoppervlak te verdelen, net als één of negen planten. Zes of twaalf planten doen het beter in rechthoekige ruimtes. Vijf wietplanten is eigenlijk een onhandig aantal. Foto: Plantarium.

Openingsfoto: OpenRangeStock, Shutterstock. Foto: Zaltrona, Shutterstock