10 dingen om WEL én NIET te doen als je wiet gaat kweken
Zelf medicinale wiet kweken is niet moeilijk, maar er zijn wel do's en don'ts. Daarom 10 zaken die je vooral WEL en NIET met wietplanten moet doen.
Hoe de verschillende onderdelen van een wietplant heten, dat weet lang niet iedereen. Begrijpelijk ook wel, zolang je in media nog over ‘hasjplanten’ leest, en cannabis stoïcijns hennep wordt genoemd. Daarom is hier een kort lesje over de anatomie van een cannabisplant, zodat je straks precies weet hoe ieder deel van een wietplant heet, en wat het precies doet.
Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: wiet (cannabis) is geen hennep en hennep is geen wiet! Hasj bestaat uit geperste harsklieren die trichomen genoemd worden, en hasjplanten bestaan niet. THC staat voor TetraHydroCannabinol en is net als CannaBiDiol (CBD) één van 111 bekende cannabinoïden. Laten we eens een wietplant ontleden aan de hand van een paar duidelijke illustraties.
Hierboven zie je een mannelijke (A) en een vrouwelijke (B) wietplant. Zoals je waarschijnlijk wel weet zijn het alleen de vrouwelijke wietplanten die de medicinale wiettoppen (afbeelding 2.) produceren. Die wiettoppen bestaan, afgezien van de suikerblaadjes (8) voornamelijk uit calyxen (3) die bedekt zijn met minuscuul kleine druppeltjes hars die we trichomen (afbeelding 3.) noemen. Uit iedere calyx groeien twee bloeiharen (4) waarmee de vrouwelijke wietplant mannelijke stuifmeelkorrels uit de lucht opvangt.
De mannelijke wietplant maakt ook bloemknoppen. Wanneer die zich openen (1) worden de mannelijke stampers zichtbaar (2) en komt er stuifmeel vrij. Het mannelijke stuifmeel wordt in de natuur door de wind meegevoerd naar de vrouwelijke bloemen. De plakkerige trichomen en bloeiharen vangen de stuifmeelkorrels op die via de bloeiharen naar het vruchtbeginsel (5) worden gevoerd. Wanneer een vruchtbeginsel door een stuifmeelkorrel is bevrucht, groeit het uit tot een wietzaadje (6) dat uiteindelijk uit de calyx valt (7) om weer tot een heel nieuwe plant uit te groeien.
Calyxen en suikerblaadjes worden in de bloeifase met een laagje plakkerige trichomen (afbeelding 3.) bedekt. Zo’n trichoom is met het blote oog bijna niet te zien maar ziet eruit als een piepkleine paddenstoel. In de kop van deze ‘paddenstoel’ bevinden zich de werkzame stoffen (cannabinoïden) en ook de meeste terpenen ofwel de aromatische stoffen uit cannabis.
Natuurlijk hebben niet alleen de geslachtsorganen van wietplanten hun eigen terminologie. Ook groeiende wietplanten hebben diverse onderdelen. Je kunt vast wel raden wat we met de stam of een tak bedoelen. Vanuit de stam groeien de zijtakken. Maar de plek op de stam waar de zijtakken groeien noemen we nodes (9). De ruimte tussen twee nodes noemen we dan weer internodes (10). Waarom is dit belangrijk? Wel als thuiskweker wil je wietplanten die zo efficiënt mogelijk met het licht omgaan en daarvoor zijn korte internodes gewenst.
Wat we met bladeren bedoelen weet je waarschijnlijk ook wel, maar wietplanten hebben twee verschillende soorten bladeren; kleine suikerblaadjes (8) die uit de toppen groeien en bedekt zijn met trichomen (vandaar de naam suikerblaadjes), en grote bladeren waaraan je duidelijk een steel ziet. Deze grote bladeren noemen we ook wel schutbladeren, ze bestaan doorgaans uit een oneven aantal bladvingers (11). Hoe meer bladvingers een wietplant laat zien, hoe gezonder ze over het algemeen wordt geacht.